GESCHIEDENIS VAN DE KRUISKENSHOEVE
OORSPRONG
Je zou het in het voorbijrijden van de hoeve in de Kruiskensstraat nummer zeven niet meteen vermoeden: toch herbergt het eenvoudige huisje met vaalgrijze gevel inmiddels talloze verhalen van jongeren die zichzelf kwijtspeelden en hier terugvonden. Tussen ezel en paard, schaap en geit, kippen en ganzen: hier komen jongeren op adem als betrof het een spel petanque in de Provence.
HIJ ZEGT HET met de lankmoedigheid die zijn moeder eens zo typeerde. “Op de hoeve heb ik zélf beleefd,” begint Robert. “Ik heb er van kindsbeen gelachen, geschreid, gespeeld, gewerkt, gemijmerd en geslapen. Vroeger omdat ik dat moest, later omdat ik dat wilde. Ik heb er gehooid en gerooid, gewroet en gezweet. De Kruiskenshoeve met jongeren zoveel jaren na datum kunnen delen is méér nog dan een keuze, een drang, waaraan ik eenvoudigweg niet kan weerstaan. Daarom dat ik het soms vermoeiend vind om in discussie te gaan met zij die vanuit een star opvoedkundig denken te weinig oor hebben voor wat de jongere daadwerkelijk te zeggen heeft. Jongeren gevoelens làten uiten zonder onmiddellijk te corrigeren: dat is waar het mij om draait. Vergevingsgezindheid en luisterbereidheid zet ik daarbij op de eerste plaats. Jongeren moeten hier het gevoel hebben van volledige aanvaarding. Wat niet wil zeggen dat ik daarom met alles akkoord ga. Dat ook weer niet.”
Samen
“SAMEN DINGEN DOEN is de kern van mijn leven. Vanuit die kern bekijk, beleef en ervaar ik al de rest. Zonder die kern ben ik er niet. Wie mij vandaag met jongeren in de weer ziet, hoor ik liever niet zeggen dat ik als een vent van zeventig toch al ruimschoots mijn bijdrage aan de maatschappij geleverd heb . Wie dat zegt of denkt, snapt niet dat ik, als ik zou beslissen om op te houden met het reilen en zeilen van de hoeve, tegelijkertijd ook beslis om op te houden met leven. De twee gaan voor mij in elkaar op. Zolang ik blijf leven, blijf ik werken met jongeren, en zolang ik aan de slag blijf met jongeren, blijf ik leven. En ja, ik word een dag ouder. Maar de schoonheid zit hem zoals zo vaak in het rondmaken van de cirkel. Als ’t God belieft wil ik het liefst nog dertig jaar met jongeren aan de slag. Ik wil voelen wat hen bezighoudt. Ik wil dat ze dat met mij delen. Mijn beschikbaarheid voor hen is als een soort levenselixir voor mij. Een beetje zoals oude wijnranken ook: die produceren minder, maar leveren door hun diepe wortels meer kwalitatieve wijn.”
“Zolang ik leef, blijf ik werken met jongeren, en zolang ik werk met jongeren, voel ik me leven.” (focusblok)
JONGEREN KOMEN HIER op time-out voor een week. Sommigen komen een of twee dagen in de week, voor een langere periode. De stilte van de hoeve en zijn vaste bewoners (dieren) werken helend: zelfs de meest gesloten karakters heb ik hier al zien openbloeien. Zij die vastzitten laten dikwijls een glimp van toenadering merken. Daarbij forceer ik nooit. Het is tegelijk mijn credo: “Niks moet, maar niet alles mag. En wat we doen, doen we samen”. Ik laat de jongere het hoe en wat voor een stuk bepalen, en reik daarbij helpend de handvaten aan. De hoeve, met zijn vele vertrekken en oude werktuigen, fungeert al dik dertien jaar als stille getuige van guitige én minder leuke taferelen. Beleven en meeleven staan hier centraal.
OM GOED OVERWEG te kunnen met jongeren heb je uiteraard een stuk aanleg nodig. Die aanleg heb ik, al weet ik niet waar die precies vandaan komt. Naar mijn vader keek ik op. Hij stond heel dicht bij de natuur. Ik vertel je een anekdote: nog vóór ik geboren was lag op een morgen het trekpaard schier levenloos op de hoeve, en riep mijn moeder - op dat ogenblik weduwe - de hulp in van iemand die daarover van wanten wist. Vanaf toen ontspon zich een verhouding tussen mijn moeder en de man die zich over het paard had ontfermd; mijn vader. Hij heeft de Kruiskenshoeve nooit meer verlaten.
Karakter
MIJN STERKE VERBONDENHEID met de wereld van vroeger, hangt zeker aan hem vast. Mijn vader was een gerespecteerd bomenveller. Van heinde en verre kwam men hem halen als er een boom neer moest. Ik genoot ervan naar mijn werkende vader te staan kijken. Een boom van omvang omhakken was toen nog een titanenwerk. Errond werd een diepe kuil gegraven, om de wortels te kunnen afhakken. Ik tuurde naar zijn handen, en was aangedaan door de toewijding die hij voor zijn werk en zijn materialen kon opbrengen. Hij hanteerde zijn gereedschap met liefde. Voorzichtig en zelfverzekerd. Met kunde en verfijning. Ik was onder de indruk van zoveel bezieling en wou mij in mijn kinderjaren tegenover hem bewijzen. Ik werkte noest mee en hengelde zo naar zijn goedbevinden. Maar mijn vader was geen man van vele schouderklopjes, en even vaak bleef de bevestiging - waar ik zo naar op zoek was – achterwege. Soms had ik het gevoel dat het voor hem ‘nooit goed genoeg’ was.
MIJN VADER WAS een selfmade man. Zo was hij erachter gekomen dat het loonde om zélf op de veemarkt zijn koeien te verkopen, zonder tussenhandelaar. Hij voegde de daad bij het woord en reed in de vroegte tot op de Gentse beestenmarkt, alwaar hij zijn koeien voor klinkklare munt omruilde. Toen ik al bij de politie werkzaam was, ging ik om die reden op Sint-Maccharius wonen, om ook tijdens mijn vrije uren hem daarin nog te kunnen bijstaan. Voor het leiden, vastzetten of vervoeren van rundvee helpen de juiste dwangmiddelen zonder dat het de dieren veel stress oplevert. Ook die kunst had mijn vader begrepen. Hij ringde stieren als geen ander, en was een veelgevraagd ringenplaatser.
Traagheid
MIJN MOEDER WAS de zachtaardigheid zelve. Na de badkuip op zaterdagavond mocht ik bij haar op schoot, en luisterde ik naar haar verhalen. In huis hadden we amper boeken. De levenswijsheid kwam uit het gesproken woord; uit de vele monden van mensen die bij ons altijd welkom waren. Van leurder tot arts. De deur stond bij ons steeds wagenwijd open zónder onderscheid.
OP DE HOEVE bezig zijn is handwerk. Werk in ambacht. Hooien in de zomer op een ruiter, hout hakken en verzagen in de winter. Op de Kruiskenshoeve hebben we de traagheid der dingen nodig. Dat langzaam maar zeker groeien. Dat zien groeien bijna. Het maakt dat vastgelopen jongeren langzaam maar zeker terug uit zichzelf kunnen breken.
VOOR, MET EN TUSSEN DE JONGEREN
“Ach, met wat een warmte denk ik terug aan de hoek van de keukentafel van mijn ouders,” mijmert Robert. “De woonkamer was de enige kamer in het huis die verwarmd was, alwaar de kachel brandde met laaiend vlammenspel. Erboven de fluitketel met warm water om je te wassen in een teil. Ik heb het met haar over mijn idee gehad om op de hoeve jongeren te laten verpozen. Maar m’n moeder heeft de start van de Kruiskenshoeve als opvangplaats voor jongeren niet meer mogen meemaken: in februari 2003 is ze heengegaan. Een maand later klopte de eerste jongere aan.”
Niet elk verlies is negatief. Je kunt je dierbaren verliezen, maar ook je maagdelijkheid. Je kunt je naïviteit verliezen, maar ook je onschuld. Ik zorg er bewust voor dat ik m’n naïviteit niet verlies. Gezond naief zijn, noem ik dat. Het zorgt ervoor dat ik door een niet-gekleurde bril de zaken durf te bekijken, dat ik vol goedgeloof waarde hecht aan het verhaal van de jongere. Van Dale zegt het ook letterlijk: naief {bn.} 0.1 Zonder onoprechte bijbedoeling, onbedorven, in alle onschuld.
Nooit repressief
Ik ben mezelf altijd trouw gebleven. Heb mijn idealen nooit verloochend. Ik neem nog steeds stelling voor de verdrukten. Dat was reeds zo toen ik als rechercheur werkzaam was. Hoe vaak ik toen binnen de politie-unit niet aanzien werd voor ‘sociale aap’. Daar deed men vaak smalend over. Die opmerkingen toen: ze blijven nagalmen in mijn hoofd. Ik vond preventie nu eenmaal belangrijker dan repressief optreden. Zeker voor jongeren, dewelke ik vaak aantrof in de meest schrijnende omstandigheden. Als arm der wet moest ik een behoeder zijn van het jeugdsanctierecht. Maar in werkelijkheid bejegende ik jongeren en hun context zoals een maatschappelijk werker dat zou doen. Ik voelde soms tot diep in mijn poriën ontroering toen ik met hun verhalen in aanraking kwam.
'Hooien is handwerk. Ruiteren een ambacht. Als we met de jongeren een hooiruiter maken, ontstaat uit dat ambacht een uniek resultaat.’ (focusblok)
Met jongeren aan de slag gaan vraagt veel inspanning en inlevingsvermogen. Een goede balans houden tussen nabijheid verschaffen en zeggen waar het op staat. Ik kan niet zo goed uitleggen wat er nu precies zo moeilijk aan is. Ik denk dat het vooral de spanning tussen wil en werkelijkheid is, die moeilijk maakt. Want je kunt misschien wel willen, je moet niet denken dat je het steeds in de hand hebt. Soms gaat je betrokkenheid met je aan de haal. Of zijn het de jongeren zelf die thema's en motieven aan je opdringen, waarbij je eigenlijk alleen maar een stuk kunt ondergaan. Mede daarom vind ik iets maken met jongeren, iets gestalte geven met hen, mijn vorm van engagement. Een engagement waarbij ik me bijwijlen ook al eens machteloos heb gevoeld als de opzet niet lukte.
Gelukkig met erkenning
Toch durf ik zonder aarzelen zeggen dat de voorbije vijftien jaar me met trots vervullen. De daden van verzet van jongeren die hier verbleven waarbij ik me in mijn vertrouwen voelde geschaad, zijn op een hand te tellen…
Tientallen fruitbomen hebben we op de hoeve. Peren, appels, kersen,... Van het fruit wordt elk jaar natuurtroebel vruchtensap geperst. In de voortuin staat een walnotenboom: elke herfst werpt hij noten af die we met de jongeren kraken om er walnotenolie van te maken. Het (her)waarderen van producten van eigen bodem is misschien wel symbolisch mijn vorm van verzet tegen de vernietiging, van ultiem respect voor het leven.
Ik verheel niet dat ik zeer vereerd was de Koningin Mathildeprijs te mogen ontvangen in 2015. Zo’n prijs maakt mij helemaal gelukkig, omdat ze mijn bestaansreden bevestigt. Net zoals een warm en gemeend dankwoord van een jongere of zijn ouders/begeleiders mij ook gelukkig maakt. Het is geweten dat ik van de wielrennerij hou, daarbij ook zelf fiets. Wel, om het met een metafoor te zeggen: hier op de Kruiskenshoeve zorgen wij ervoor dat jongeren die net voor de bezemwagen uitrijden terug in de buik van het peloton opgenomen worden…
Ik besef dat ik stilaan in de herfst van mijn leven kom te zitten. Ik heb zomer en lente gehad. De winter zal nog komen. Ik voel dat. Mijn hart heeft al eens geprotesteerd (nvdr; Robert onderging een operatie aan het hart in juli 2017). Ik voel dat mijn fysieke kracht zienderogen taant, dat het niet meer vanzelf gaat als voorheen. Dat beperkt een beetje, maar ik klaag niet. Ik heb niet het gevoel dat me tekort is gedaan. De weg naar de Kruiskenshoeve wordt goed gevonden en ik heb al veel waardering gekregen, zowel van de mij omringende vrijwilligers als van buitenaf. Dat stuwt mij vooruit. Tegelijk is er niets zo natuurlijk als plaats maken voor nieuwere generaties.
Roberts persoonlijke toon en observatievermogen laten raden hoe bezield hij met jongeren op de hoeve aan de slag gaat. Met unieke vertelkracht beschrijft hij wat zich op de Kruiskenshoeve, Sint- Laureins, voor de wereld uitstrekt: dat hij op de hoeve jongeren een soort 'actieve rustperiode' wil geven. De jongeren kunnen op de boerderij werken en in de buitenlucht echt tot rust komen. Zo kunnen ze de batterijen opladen en zich herlanceren.